In het struikgewas waait het niet. Toch gaan er takjes heen en weer. Is het een hert? Is het een vos? Nee, het zijn twee groene viskabouters die stiekem slalommend en behoedzaam sluipend zich een weg banen naar de oever van de ‘killzone’ van vandaag. Veel wordt er niet gesproken, dat hoeft ook niet. Een ‘grunt’ of een kort knikje is voldoende om elkaar te begrijpen. Linksom is sneller, rechtsom geruislozer. Rechtsom gaan zij, in gebogen ganzenpas naderen zij gestaag de oude rietkraag. De oude rietkraag waar achter straks een oude buffel zich zal verhappen in een smerig lekker hapje en een vies scherp haakje. ‘Groempf’ zegt Boudewijn, ‘Harghhhh’ stemt Rolf in. De mannen zijn er. Eén doel. Eén missie. Voor een buitenstaander een angstig tafereel, voor het slachtoffer een onontkoombaar lot, voor de mannen die jagen moeten, de gewoonste zaak van de wereld.
De bancksticks zuigen zich vast in de natte grond. Lichte loodjes doorklieven het water zonder veel gerucht te maken, haast als Olympische topzwemmers breken zij het oppervlak. Een koet kijkt verbaasd en jaagt dan maar een arm hoentje weg. De fuut ziet het aan en jaagt verder. Net als de mannen, de mannen die solidair zijn met de vissen die zij willen, daarom is de plu thuis gelaten.
‘Pssst’, klinkt het als de thermos voor de eerste keer ontkurkt wordt. Een ooievaar komt drie keer langs, er wordt klaarblijkelijk weer druk geworpen in het wijkje verderop. ‘Slow motion’, alles gaat langzaam of beter, behoedzaam. De vallen liggen eng dichtbij en iedere vorm van verstoring moet worden vermeden. Krummels volgen de rigjes, de piepers aan, standje laag. Eigenlijk een overbodige luxe maar het geluid van een krijsende run compenseert het onvermogen van een karper om te gillen.
Een kromme top gevolgd door een monotone, ononderbroken fluittoon. Het levert een brasem op. Het kan nu niet lang meer duren. Spatjes hemelwater dalen neer, vogels stoppen met zingen, de lucht wordt alsmaar donkerder. Het is nu of nooit. Er wordt nu niet meer geknipperd, de ogen worden rood, er mag niets gemist worden, geen nanoseconde. Een staartmees flirt met een koolmees, een Vlaamse gaai ziet het allemaal likkebaardend aan.
‘Kuzooi ouwe’, ‘wel een dikke brammerd man’, ‘ach ja’, ‘wat de fuk’, ‘groempf’...
Grrr... Er is in ieder geval niet geblankt. Kouwe kuzooi, maar gezien al dat snot op je pak kun je nog wel ff teren op t vorige festijn ;)
BeantwoordenVerwijderenGroempff!
BeantwoordenVerwijderenEen fluiter, een kromslaande top,'t was lekker man, en zolang we nog genieten van alles wat we doen gaan we door, want eens, en dat is al binnenkort, gebeurt het en dan... oei!
@Tsak: Na het laatste succes begin je weer opnieuw met blanken. Alles dat rest is een geurig pak en wat mooie herinneringen. Het is nooit genoeg, de euforie van het vangen van een mooie vis is hetgeen in najaag, meer nog dan de vis zelf.
BeantwoordenVerwijderen@Boudewijn: Als-ie gaat, dan gaat-ie. Beet is beet. Tot die tijd..... OEI!
Lekker hoor...
BeantwoordenVerwijderenSpatjes hemelwater dalen neer, vogels stoppen met zingen, de lucht wordt alsmaar donkerder. Het is nu of nooit...
BeantwoordenVerwijderenmooi geschreven maar volgende keer wel handen boven de dekens :)
Mooi geschreven Rolf !
BeantwoordenVerwijderenAls ik dit lees ruik ik zowat het natte groene mos, en de vochtige ondergrond van de stek....
Hopelijk volgende keer wellicht weer een verse laag vissenslijm op je warmtepak!
Het gaat warmer worden !!! Woehaa woehaa
Gr. Peter
Excuus, ik klop even mijn pijp leeg jongeman...
BeantwoordenVerwijderen